donderdag 30 juni 2011

Opgeruimd staat netjes

Binnenkort gaat mijn zus S. het huis uit. Ze gaat samenwonen met haar vriend in een super leuk appartementje. Daar ben ik stiekem best een beetje jaloers op (het appartement dan hè). Waar ik absoluut niet jaloers op ben is het feit dat ze nu al haar spullen moet gaan inpakken. En in het geval van S. zijn dat héél véél spullen. Zus S. is zeg maar het type ‘verzamelaar’.

S. heeft al jaren op haar kamer een blauwe kast staan, waar iedereen hier thuis een beetje bang voor is. Niemand weet namelijk precies wat er in die kast zit, behalve dan heel veel troep. Als S. iets eigenlijk niet meer nodig heeft, maar ook weer niet weg wil gooien, dumpt ze het altijd in die kast. Dingen die in die kast gaan, komen er eigenlijk nooit meer uit. Tot nu, want nu moet S. al haar spullen gaan inpakken. Met gevaar voor eigen leven werd de kast geopend, en dit is wat er uit kwam:


Zusje D. en ik hebben bij het zien van de inhoud van de kast gelijk een weddenschap afgesloten. Ik wed dat het nog minstens één jaar duurt voordat deze uitgeruimd is, D. gokt dat het nog wel twee jaar gaat duren. We hebben ons helemaal kapot gelachen om alle (nutteloze en antieke) dingen die uit de kast te voorschijn kwamen. Denk aan papieren met de bustijden uit 2006, knutselwerkjes uit groep 3, kerstkaarten van 12 jaar geleden en Flippomappen.
Jeugdsentiment / Rotzooi

Vervolgens moest dus beslist worden wat er weg kon en wat moest blijven, en dus ingepakt moet worden. Dat lijkt heel simpel, maar dat is het dus niet. Troep krijgt op de een of andere manier emotionele waarde als je het na 10 jaar weer terug vindt. Zie het maar eens over je hart te verkrijgen om Flippomappen koelbloedig in de vuilnisbak te gooien. Dat gaat dus niet. Zus S. gaat dus verhuizen en neemt de Flippomappen mee. Ik wed 20 euro dat ze deze over 5 jaar pas weer terug vindt in een doos op zolder als ze weer gaat verhuizen.

maandag 27 juni 2011

To post or not to post

Laatst las ik een blog van iemand die knettergek werd van een tante. In de blog werd uitgebreid verslag gedaan van alle irritante trekjes en nare eigenschappen van die tante. Ik lag dubbel van het lachen toen ik al deze, best beschamende, dingen las. De schrijfster van de blog dacht dat de tante haar blog toch nooit zou lezen, maar ik kon het niet helpen dat ik dacht: wat als die tante dit nou wel leest? Is dat het waard?

Zelf blog ik meestal over dingen die ik heb meegemaakt en de dingen die mij bezig houden. Best persoonlijk dus. Vaak verdraai ik de waarheid wel een beetje. Dat doe ik omdat het dan leuker of grappiger klinkt, of omdat het anders te persoonlijk is om zomaar het wijde web op te slingeren. Sommige dingen zijn nou eenmaal te beschamend of pijnlijk (voor mezelf, maar ook voor anderen). Je hebt immers geen flauw idee wie je blog leest en lang niet iedereen hoeft alles over je te weten, toch?

Ik weet bijvoorbeeld dat ik nooit de moeite hoef te nemen om te solliciteren voor een baan als chauffeur. Als het bedrijf bij de sollicitatie even de moeite zou nemen om mij te googlen, vinden ze namelijk gelijk een blog over het feit dat ik ongeveer driehonderd rijlessen heb gehad voordat ik eindelijk mijn rijbewijs haalde. En daarna kan men een blog lezen over hoe ik met de auto van mijn vader tegen een paaltje aan knalde terwijl ik achteruit reed en de auto nota bene Park Distance Control heeft. Ik schat mijn kansen op een baan als chauffeur dus ongeveer op nul.

Nu heb ik gelukkig niet de ambitie om chauffeur te worden. Maar ik lees vaak zat blogs van mensen waarbij ik me afvraag of ik dat wel allemaal over mezelf zou vertellen, bijvoorbeeld wanneer mensen bloggen over hun ziekte. Begrijp me niet verkeerd, ik heb respect voor mensen die dat doen. Zij laten de wereld zien dat je ondanks een beperking gewoon kunt leven, maar ik denk dat veel werkgemers gelijk je cv in de prullenbak gooien wanneer ze lezen dat je een chronische ziekte hebt.

Voor mij blijft het een dilemma. Wat heb ik ervoor over om een goede blog te schrijven? Ik durf echt niet alles wat ik denk zomaar in een blog te zetten. Sowieso is 99% van alles wat ik denk waarschijnlijk helemaal niet interessant om te lezen (er zijn vast ook wel mensen die vinden dat dit 100% is). Hoe irritant mijn familie soms ook kan zijn (welke familie niet?), en hoe leuke blogs ik er ook over zou kunnen schrijven, ik durf het gewoon niet. Noem me een schijterd of juist verstandig, maar sommige dingen passen denk ik beter in een dagboek met een groot hangslot erop.


Deze blog verscheen eerder op blogaholics.nl

donderdag 23 juni 2011

ABC: het eerste jaar

Ongeveer negen maanden geleden ben ik begonnen met bloggen. Niet omdat ik graag wou bloggen, maar omdat het moest voor school. Ik was toen net begonnen met Advanced Business Creation (ABC). Mijn allereerste blog (die ik verplicht moest schrijven) was ABC: de eerste drie weken. Het heeft even geduurd voordat het kwartje viel, maar inmiddels vind ik het bloggen echt heel leuk. En gelukkig zijn er ook nog mensen die het leuk vinden om mijn blog te lezen (bedankt daarvoor!). Maar goed, aangezien ik vandaag mijn laatste schooldag had, vond ik tijd voor een stukje over mijn eerste jaar als ABC’er.

Toen ik naar het HBO ging vroegen veel mensen zich af of dat wel een slimme keuze was. “Waarom ga je in hemelsnaam naar het HBO, als je ook naar de universiteit kan?” Als ik voor iedere keer dat mij die vraag is gesteld een euro kreeg, zou ik zo rijk zijn dat ik überhaupt niet naar school hoefde. Maar, lieve mensen, er is gewoon geen studie zoals ABC te vinden op de universiteit. Op de universiteit combineren ze geen creativiteit met innovatie en ondernemen. Op de universiteit denken ze niet zo graag out-of-the-box (tenminste, dat zijn mijn ervaringen).

Ik ben dus blij dat ik dat uiteindelijk voor ABC gekozen heb. Die keuze was best moeilijk, want inderdaad: waarom ga je naar het HBO als je naar de universiteit kan? Soms moet je gewoon je hart volgen, hoe zweverig dat ook klinkt.

Toch heb ik een beetje een raar jaar gehad. Raar in de zin van dat het jaar een heel laag dieptepunt heeft gekend, maar aan de andere kant ook een hoop hoogtepunten. Over die dieptepunten wil ik het nu niet meer hebben, die zijn gelukkig voorbij. Bovendien zijn de hoogtepunten veel leuker om aan terug te denken.

Als ik nu terug denk aan het eerste blok moet ik eigenlijk wel lachen om mezelf. Jongens, wat was ik zenuwachtig en gestrest. Ik was er compleet van overtuigd dat ik nooit genoeg tijd zou hebben om én kenniskring en project met een voldoende af te sluiten én alle stof voor de tentamens te leren. Vervolgens heb ik zo hard geleerd dat mijn laagste punt voor de tentamens een 8,7 was. Klein inschattingsfoutje in de planning dus.

Een van de hoogtepunten was toen ons werk werd uitgekozen om ingestuurd te worden  voor een Europese wedstrijd. De hoofdprijs was een week naar Cannes. Die hebben we jammer genoeg niet gewonnen, maar met de 25e plek waren we wel de beste van ABC. Best iets om trots op te zijn voor een stel eerstejaars, toch?

En er waren natuurlijk mijn gezellige klasgenootjes, die altijd in zijn voor spontane borreltjes na school. In blok 3 ben ik ook met mijn groepje een dag naar Maastricht ben geweest onder het motto van ‘teambuilding’. We hebben de hele dag in een scheur gelegen, gewoon omdat het zo verschrikkelijk slecht was (tip: biedt bij Vakantieveilingen.nl niet te veel voor kegelen, boogschieten en steengrillen, het stelt niet zoveel voor).

Nu heb ik dus net mijn laatste schooldag voor dit jaar gehad en heb ik mijn propedeuse binnen, zonder herkansingen. Dat leek aan het begin van het jaar echt onmogelijk. Ook zag ik er in september nog een verschrikkelijk tegen op dat ik nog vier jaar naar school zou moeten. Maar eigenlijk is het jaar voorbij gevlogen en ik heb zin in de komende drie jaar. Zo, nu ga ik snel stoppen met schrijven, voordat ik echt sentimenteel begin te worden. Tijd voor vakantie!

dinsdag 21 juni 2011

Ilse Jones

Laatst was ik met een aantal klasgenootjes uit eten. Hoe we er bij kwamen, weet ik niet meer, maar op een gegeven moment ging het gesprek over Gooische Vrouwen. We begonnen met vergelijken wie van ons het meest op Cheryl, Anouk, Willemijn, Claire of Roelien lijkt. Je weet wel, net als je voeger deed met Sex And The City (ik was altijd Charlotte). We kwamen al snel tot de conclusie dat klasgenootje A. een echte Anouk is. Klasgenootje L. leek het meest op Willemijn. En ik? Claire misschien? “Nee”, zei L.: “Ilse is een echte Bridget Jones.” Mijn reactie: “Wat? Ik Bridget Jones? Echt niet!”

Ik kreeg hierdoor wel spontaan zin om de film weer een keer te kijken (voor waarschijnlijk de 35e keer). Toen ik aan kijken was begreep ik toch wel wat L. bedoelde. Misschien dat ik toch meer een Bridget Jones ben dan ik dacht/hoopte.

Bewijsstuk A: Ook aan mij is het niet besteed om een fatsoenlijke vent te vinden. Nou ben ik ook weer niet zo wanhopig als Bridget, maar ik vrees dat dat met de jaren komt.

Bewijsstuk B: Ook ik ben het schrijvende type, dat bewijst deze blog maar weer.

Bewijsstuk C: Ik kan met evenveel overtuiging (en even vals) als Bridget Can’t live if living is whithout you zingen. Enkele mensen waren hier onlangs nog getuige van tijdens een Singstar feestje. Zij klagen nog steeds over een piepend geluid in hun oren.

Bewijsstuk D: Ook ik heb twee boyfriends, genaamd Ben & Jerry.

Bewijsstuk E: Ik voel mezelf ook uitermate zielig als ik All by myself van Jamie O’Neill hoor. Ongeveer zo dus:


Toch zijn er gelukkig ook wel een paar verschillen tussen mij en Bridget. Zo rook ik niet. Ik ben een stuk minder klunzig dan Bridget (hoewel dat niet zo moeilijk is, aangezien Bridget natuurlijk het toppunt van klunzigheid is). Ik vind Hugh Grant niet aantrekkelijk (behalve dan in Notting Hill). En ik ben absoluut niet het type dat in een doorkijkblouse naar haar werk zou gaan. Geen denken aan. Ook al lijkt het heel stijlvol als Carrie het draagt in SATC.

De conclusie van klasgenootje A. is dat ik Bridget Jones ben in haar single jaren. Nu is het alleen nog wachten op mijn Mr. Darcy. En ach, tot die tijd heb ik altijd Ben & Jerry nog.

maandag 13 juni 2011

Lelijke shirts, bezorgde ouders en gratis pennen. Oftewel: een open dag.

Vroeger had ik het nooit zo op open dagen van hogescholen en universiteiten. Eerst was je al een uur kwijt met uitleggen aan je baas waarom je nu al weer op zaterdag vrij moest hebben. (Waarom zijn open dagen van universiteiten toch altijd precies op die dag dat alle scholieren moeten werken?). Vervolgens liep je de hele dag als een kip zonder kop van de ene doodsaaie voorlichtingsronde naar de andere. Aan het eind van de dag had je dan een lelijk stoffen tasje verzameld vol met folders die je bij thuiskomst gelijk weer in de papiercontainer gooide. Je snapt dat ik enorm blij was toen ik eindelijk wist wat ik wou studeren en niet meer naar open dagen hoefde.

En toch ben ik afgelopen woensdag weer - vrijwillig - naar een open dag geweest. Maar dit keer als student om mijn studie (Advanced Business Creation) te promoten. Dan is een open dag in een keer een stuk leuker. Het was alleen niet zo druk, dus dat ga mij de kans om de boel eens even goed te observeren. En ik ben natuurlijk niet te beroerd om dat met jullie te delen ;).

Het beruchte shirt.
Als eerste verwonderde ik mij over de shirtjes. Je weet wel, van die shirtjes met het logo van de school die alle studenten aan hebben zodat ze herkenbaar zijn. Is er een wet van het Ministerie van Onderwijs die verbied dat deze shirtjes enigszins flatteus mogen zitten? Toen ik mijn shirtje ging ophalen werd ik al door iemand anders in een rood Avans-shirt gewaarschuwd: “Er zijn shirts in de maten M, L en XL, maar ze vallen erg klein.” Maat M viel dus sowieso al af. Ik haalde een L uit de verpakking, maar ook die zag er wel erg klein uit. Een XL dus, maar die bleek dan juist weer enorm groot te vallen (waarschijnlijk om te compenseren wat maar M en L te kort kwamen). Uitstraling in maat XL: Tokkie. Toch maar een L aan dus. Uitstraling: Te heet gewassen (het shirt dan hè, niet ik).

Wat ik ook erg opvallend vond, is dat je de helft van de tijd meer de ouders aan het voorlichten bent, dan de toekomstige studenten. Dan staat zoonlief allang verveeld de andere kant op te kijken, terwijl paps en mams de bezorgde-ouders-vragen op je af vuren: “Hoeveel contacturen heb je per week bij deze studie?” en “Welke beroepen kan je later met deze opleiding gaan beoefenen?” of “Wat zijn de kansen op een baan na het afstuderen?” Dit zijn erg fijne vragen om te beantwoorden wanneer jouw studie pas drie jaar bestaat en er dus nog niemand afgestudeerd is. Hoewel zoonlief wel gelijk weer een stuk geïnteresseerder lijkt op het moment dat je vertelt dat je vaak een dag per week vrij hebt.

En tot slot waren er natuurlijk gratis pennen. De open avond begon om 18.00 uur. Op dat moment lagen er overal pennen met het logo van Avans, blikjes met pepermuntjes en flesjes water. Om 18.05 waren deze allemaal verdwenen. Niet dat ik dit gedrag wil veroordelen. Ik vrees dat ik mij hier zelf ook jaren lang schuldig aan heb gemaakt. Ik schrijf de kladversie van deze blog immers met een pen van Universiteit Tilburg op een kladblok van de HAN terwijl ik post-its van Maastricht University plak.

Een kleine greep uit mijn collectie.

donderdag 9 juni 2011

Die before you try

Ja, je leest het goed. Er staat niet Try before you die, maar Die before you try. Waarom? Omdat sommige dingen gewoon zo ranzig zijn, dat je ze juist beter niet kan doen.

Hoe ik hierbij kom? Een leraar van mij vertelde over zijn vakantie in Nieuw-Zeeland waar ze ‘long drop toilets’ hebben. Zo’n toilet is niet aangesloten op een riool, maar er is gewoon een gat van een paar meter diep en je dus na een paar seconde een plons hoort. Dat is op zich al niet echt een lekker verhaal. Maar, creatief als wij op school zijn, bedachten wij dat je wel toeristen kon laten abseilen in een long drop toilet. Er zijn vast interessante lagen in de grond te zien daar. Als je het maar snel genoeg uitspreekt, klinkt het heel interessant. “Wat heb jij gedaan deze vakantie?” “Ow, ik ben in Nieuw-Zeeland wezen abseilen in een long drop toilet.”

Dit ranzige abseilen in toiletten idee deed mij denken aan Try before you die. Nu ben ik toch al niet zo’n daredevil, maar dit vond ik er toch echt wel een uit de categorie ‘als je dit gedaan hebt is je leven definitief voorbij’ (die stank blijft vast heel lang hangen, gok ik).

Wormpje? Jij liever dan ik.
Nog zo iets ranzigs vind ik de Pain Game. Mensen die daar aan mee doen, snap ik echt niet. Ik wordt alleen al misselijk van de reclame die voor dat programma wordt gemaakt, laat staan dat ik vrijwillig levende insecten ga eten of ga likken aan de oksel van een zwerver. Bah, bah, bah! Toch zijn er blijkbaar mensen die het oprecht leuk vinden om aan dit programma mee te doen. Dit doet mij denken: misschien is er dan toch een markt voor long drop toilet abseilen?!

dinsdag 7 juni 2011

Lovely Music: Mag ik dan bij jou

Dit nummer van Claudia de Breij heb ik inmiddels een paar keer op de tv/radio voorbij horen komen. Wat is dit verschrikkelijk mooi. Zo mooi dat ik eigenlijk niet weet hoe ik het moet omschrijven. Luister je mee?

Mag ik dan bij jou - Claudia de Breij

donderdag 2 juni 2011

Aso's in het theater

Iedereen die mij ook op Twitter en Foursquare volgt heeft inmiddels wel door dat ik best vaak naar het theater ga. Musicals, dansvoorstellingen, cabaret: i like it! Ik word alleen een stuk minder blij van de andere mensen in het theater. Niet dat ik een privévoorstelling wil, maar het zou gewoon fijn zijn als iedereen zich een beetje fatsoenlijk en beschaafd zou gedragen.

Gisterenavond was ik bij een try-out van Jochem Myjer. Die was echt geweldig, maar dat is niet het punt. Ik moet even, mijn frustratie kwijt over de man die naast mij kwam zitten. Hij was al wat groter dan gemiddeld en vond ook nog eens dat hij het recht had om lekker breed uit te mogen zitten. Het gevolg: ik heb pijn in mijn rug, omdat ik twee uur lang scheef heb gezeten om zijn ellebogen te ontwijken.

Het kan echter nog veel erger. En asocialer. Ongeveer een maand geleden gingen zus S. en ik kijken bij de voorstelling van onze dansschool. In eerste instantie bleven de stoelen naast S. leeg.  Maar toen het licht al uit was en de voorstelling net begon kwam er toch nog een moeder met kind luidruchtig de zaal binnenstampen. Ze liepen langs onze rij (opluchting) en gingen op de eerste rij zitten. Drie minuten later bedachten ze zich weer en gingen ze verplaatsen. Drie maal raden waar ze toen gingen zitten. Naast ons dus. De dans was inmiddels al lang begonnen en zus S. en ik keken elkaar al aan en dachten hetzelfde: “Zo, die is aso”.

Dit bleek echter pas het begin. Mevrouw zat namelijk nog niet of ze trok al een zak kroepoek (ja echt, kroepoek) open voor haar zoontje. En dat deed ze natuurlijk niet voorzichtig om zo min mogelijk geluid te maken. Nee, dat deed ze zo luidruchtig mogelijk. KRRRRRRRRRRKKKK. Vervolgens kon de hele zaal meegenieten van de ranzige geur van kroepoek. En het geluid ervan. Het jongetje probeerden namelijk ook niet echt stil te eten. Het geluid van gemalen kroepoek (KRRR KRAK KRRR KRAK) kwam boven de muziek uit. En denk maar niet dat moeders daar iets van zei tegen haar zoontje. Nee, moeders had het veel te druk met het maken van illegale foto’s en video’s van haar dochtertje op het toneel.

Op zo’n moment verbaas ik me erover hoe asociaal mensen wel niet kunnen zijn. Misschien is het een goed idee om een speciale cursus te gaan geven: Hoe gedraag ik me fatsoenlijk in een theater, zodat andere mensen zich niet kapot hoeven te ergeren aan mij. Eerst even je diploma laten zien voordat je naast mij komt zitten.