maandag 24 augustus 2015

Hoe ver kun je gaan

Doorgaan. Wat er ook gebeurt, je moet altijd doorgaan. De eeuwige woorden van haar moeder weerklonken door Anna's hoofd. En zij had die woorden weer ingeprent gekregen van háár moeder. Altijd en eeuwig doorgaan.

Dus dat had Anna gedaan. Ze wist niet beter. Toen haar vader haar op negenjarige leeftijd in de steek had gelaten, was ze doorgegaan. Toen op haar eerste liefde ervandoor ging met haar beste vriendin, was ze doorgegaan. En zelfs toen haar oma, door wie ze praktisch was opgevoed, omdat haar moeder zo vaak nachtdienst had, overleed, was Anna doorgegaan. Ze had zichzelf destijds één huildag in bed gegund, maar voordat het etmaal voorbij was, had ze de stem van haar moeder alweer in haar achterhoofd gehoord. Doorgaan... Dus had ze zichzelf uit bed gesleept en was ze verder gegaan alsof er niets was gebeurd.

Terugdenken kwam niet in haar woordenboek voor. Het verleden was het verleden en daar veranderde je toch niets meer aan. Mijmeren over wat had kunnen zijn, was zonde van haar tijd. Alleen de toekomst telde. Vooruit. Ze moest altijd vooruit.

Maar nu kon ze niet meer. Ze was stilgevallen. Letterlijk. Hoe hard ze ook probeerde, haar benen kwamen niet meer in beweging. Zelfs met een teen wiebelen of haar hand uitstrekken naar haar telefoon was te veel. Het enige wat ze nog kon, was met haar ogen knippen. En terwijl ze haar oogleden sloot, probeerde Anna zich voor de geest te halen hoe ze hier was beland.

Het was eind van de middag geweest, dat duidelijk was geworden dat door de verwachte sneeuwstorm er de rest van de dag geen vluchten meer zouden vertrekken. Daar stond ze dan, samen met duizenden andere, chagrijnig kijkende, reizigers in vertrekhal 2. Compleet gefrustreerd, omdat ze morgenochtend vroeg voor een belangrijke afspraak in Zuid-Frankrijk moest zijn. Omdraaien, terug naar kantoor gaan en de afspraak verzetten was geen optie. Dus had ze haar baas gebeld en terwijl ze bij Starbucks in de rij stond voor een grote koffie verkeerd met een extra shot espresso - die zou ze nodig hebben - deelde ze hem mee dat ze er wel gewoon met de auto naartoe reed.

Haar baas had gezegd dat het een slecht plan was en de Fransen echt wel zouden begrijpen dat er sprake was van overmacht, maar Anna dacht in zijn stem te horen dat hij het niet meende. Hij kon het onmogelijk van haar verlangen, maar vond eigenlijk wel dat ze er hoe dan ook naartoe moest.

Nu wist ze echter niet meer zo zeker wat hij juist had gevonden. Misschien had ze wel alleen gehoord wat ze had willen horen. Hoe het ook zij, ze was doorgegaan. Terwijl de eerste sneeuwvlokken naar beneden dwarrelden, had ze haar auto weer opgehaald bij 'kort parkeren' en was ze vol gas richting het zuiden gereden.

De eerste paar honderd kilometers waren geen probleem geweest. Maar hoe meer de schemer intrad en de sneeuw zijn plek op het wegdek veroverde, hoe minder effect de haastige koppen koffie bij tankstations nog op haar hadden. Ze kreeg moeite om zich op de weg te concentreren, maar ze ging door. Ze moest vannacht nog bij het hotel aankomen, zodat ze morgenochtend om 9 uur fris en fruitig in de conferentiezaal kon zitten.

De laatste kilometers waren haast ondoenbaar geweest. Bijna had ze de auto stilgezet aan de kant van de weg. Echter, vanaf het moment dat ze de snelweg verliet, om via een pikdonkere en verlaten provinciale weg het dorp aan de kust te bereiken, nam de stem van haar moeder het over in haar hoofd. Doorgaan...

Niet veel later was alles op zwart gegaan, totdat ze ineens wakker werd en de wereld om haar heen leek te tollen. Na een paar keer knipperen was ze tot de conclusie gekomen dat de omgeving niet draaide. Er was juist sprake van het tegenovergestelde; ze was van de weg geraakt en een aantal meter diep in het ravijn tegen een boom tot stilstand gekomen. Deze had de voorkant van de auto in elkaar doen krimpen als een accordeon en ergens daartussen waren haar benen bekneld geraakt. Anna had ziekenhuisseries genoeg gezien om te weten wat dit betekende.

Zou dit het dan zijn? Was dit haar leven geweest? Waarschijnlijk wel. Want wie ging haar hier nou vinden, midden in de nacht in het ravijn naast een verlaten landweg? Hoe lang zou het duren voordat ze haar misten? Voordat ze zouden gaan zoeken? Er waren niet zoveel mensen die haar zouden missen, schoot het door haar hoofd. Eigenlijk niemand.

Iedereen had haar altijd in de steek gelaten. Haar vader, haar eerste liefde, haar beste vriendin, haar moeder, haar oma... En toen daar eindelijk iemand voor haar was geweest, had zij juist hem in de steek gelaten.

Joris. Lieve Joris. Een paar maanden geleden was hij daar ineens. En in tegenstelling tot alle anderen, was Joris gebleven. Hij had haar laten lachen. Leren genieten. Gelukkig gemaakt. Tot het moment dat hij haar had gezegd dat hij van haar hield. Toen was zij degene geweest, die er zo snel mogelijk vandoor was gegaan.

Met moeite opende Anna nog één keer haar ogen, maar het enige wat ze om zich heen zag, was de nacht. De inktzwarte nacht. Dan kon ze haar oogleden net zo goed weer sluiten. En terwijl ze zich voor de laatste keer Joris zijn warme ogen en lieve lach probeerde te herinneren, mompelde ze: Ik wou dat ik stil was blijven staan.

2 opmerkingen: